O God, U bent de levensbron

B12 C9 CB12 D12 E12 F2 G12 K9 P7 R8 S7 T12
1
O God, U bent de levensbron,
Goddelijk, rijk en vrij.
Als levend water stroomt U uit
Tot in de eeuwigheid.
O God, U bent de levensbron,
Goddelijk, rijk en vrij.
Als levend water stroomt U uit
Tot in de eeuwigheid.
2
In liefde stroomt U door de Zoon,
Om ons nabij te zijn.
En als de Geest stroomt U in ons
Vol met barmhartigheid.
In liefde stroomt U door de Zoon,
Om ons nabij te zijn.
En als de Geest stroomt U in ons
Vol met barmhartigheid.
3
In zonde waren wij verstrikt,
Ver van U afgedwaald.
Maar in de Zoon zijn wij verlost,
Met kostbaar bloed betaald.
In zonde waren wij verstrikt,
Ver van U afgedwaald.
Maar in de Zoon zijn wij verlost,
Met kostbaar bloed betaald.
4
Vaak ongehoorzaam en geveinsd
Hebben wij U bezeerd.
Toch komt U steeds weer als de Geest,
Die ons tot God bekeert.
Vaak ongehoorzaam en geveinsd
Hebben wij U bezeerd.
Toch komt U steeds weer als de Geest,
Die ons tot God bekeert.
5
U als de Geest in onze geest,
Vermengt Zich telkens weer.
In de gemeenschap met Uzelf
Groeien wij meer en meer.
U als de Geest in onze geest,
Vermengt Zich telkens weer.
In de gemeenschap met Uzelf
Groeien wij meer en meer.
6
Liefde van God, genade ook,
Stroom van de Heil’ge Geest.
Geven ons al Gods rijkdommen
Tot in de eeuwigheid.
Liefde van God, genade ook,
Stroom van de Heil’ge Geest.
Geven ons al Gods rijkdommen
Tot in de eeuwigheid.
7
De Vader, Zoon en Geest als één,
Hoeden ons rijkelijk.
Uzelf, Uw liefde, prijzen wij
Als één gezamenlijk.
De Vader, Zoon en Geest als één,
Hoeden ons rijkelijk.
Uzelf, Uw liefde, prijzen wij
Als één gezamenlijk.