O God, U bent de levensbron

1
O God, U bent de levensbron,
Goddelijk, rijk en vrij.
Als levend water stroomt U uit
Tot in de eeuwigheid.
2
In liefde stroomt U door de Zoon,
Om ons nabij te zijn.
En als de Geest stroomt U in ons
Vol met barmhartigheid.
3
In zonde waren wij verstrikt,
Ver van U afgedwaald.
Maar in de Zoon zijn wij verlost,
Met kostbaar bloed betaald.
4
Vaak ongehoorzaam en geveinsd
Hebben wij U bezeerd.
Toch komt U steeds weer als de Geest,
Die ons tot God bekeert.
5
U als de Geest in onze geest,
Vermengt Zich telkens weer.
In de gemeenschap met Uzelf
Groeien wij meer en meer.
6
Liefde van God, genade ook,
Stroom van de Heil’ge Geest.
Geven ons al Gods rijkdommen
Tot in de eeuwigheid.
7
De Vader, Zoon en Geest als één,
Hoeden ons rijkelijk.
Uzelf, Uw liefde, prijzen wij
Als één gezamenlijk.