Het is Gods verlangen ’n vreugde

1
Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Zijn Christus wordt getoond.
En geen uiterlijke godsdienst,
Maar dat Christus in mij woont.
  Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Zijn Christus in mij werkt.
Niet iets uiterlijks volbrengen,
Maar Zijn Christus leeft in mij.
2
Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Zijn Christus in mij leeft.
En geen uiterlijke werken,
Maar Zijn werking innerlijk.
3
Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Hij Christus in mij vormt.
Niet Hem uiterlijk te volgen,
Maar Zijn groeien innerlijk.
4
Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Zijn Christus woning maakt.
Niet Hem uiterlijk te dienen,
Maar Zijn woning innerlijk.
5
Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Zijn Zoon mijn hoop zal zijn.
Niet als objectieve glorie,
Maar de Hoop der heerlijkheid.
6
Het is Gods verlangen ’n vreugde,
Dat Zijn Christus alles is.
Niet iets uiterlijks bezitten,
Maar Zijn Christus eeuwiglijk.