Wij voeden ons met het levend woord

1
Wij voeden ons met het levend woord.
Wij drinken uit de levensbron.
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
‘k Zal nooit meer dorstig zijn.
  Wat, nooit meer dorstig zijn? Nee, nooit meer dorstig zijn!
Wat, nooit meer dorstig zijn? Nee, nooit meer dorstig zijn!
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
“’k Zal nooit meer dorstig zijn.”
2
Wij voeden ons met het levend brood.
Nemen deel aan ´t feest door Hem bereid.
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
‘k Heb dan geen honger meer.
  Wat, echt geen honger meer? Ja, echt geen honger meer!
Wat, echt geen honger meer? Ja, echt geen honger meer!
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
“‘k Heb dan geen honger meer.”
3
Wij voeden ons met de levenslucht.
Adem Hem nu in die het leven geeft.
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
Ontvang het leven van de Heer.
  Wat, het leven van de Heer? Ja, het leven van de Heer!
Wat, het leven van de Heer? Ja, het leven van de Heer!
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
“Ontvang het leven van de Heer.”
4
Uit de wijnstok stroomt het leven nu,
In de geest, zo goddelijk en vrij.
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
Ervaar de vreugde van de Heer.
  Wat, de vreugde van de Heer? Ja, de vreugde van de Heer!
Wat, de vreugde van de Heer? Ja, de vreugde van de Heer!
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
“Ervaar de vreugde van de Heer.”
5
Christus, Koning en Heer, opgestaan uit de dood.
Overvloedig geeft Hij Zijn leven nu.
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
Je leeft dan eeuwig voort.
  Wat, je leeft dan eeuwig voort? Ja, je leeft dan eeuwig voort!
Wat, je leeft dan eeuwig voort? Ja, je leeft dan eeuwig voort!
En ´t is zoals de Heer ons zegt:
“Je leeft dan eeuwig voort.”