Ik ben één met U, Heer Jezus

1
Ik ben één met U, Heer Jezus,
één in Geest nu met U Heer;
U geheel nu te bezitten,
al wat U bent leeft in mij.
  Eén met U, één met U, één met U, één met U;
dag na dag bent U mijn rijkdom,
bent U alles voor mij nu.
2
‘k Deel nu in Uw mens’lijk leven,
met Uw mens’lijkheid gevuld,
Uw gehoorzaamheid volledig
is beschikbaar nu voor mij.
3
Eén met U, met U gekruisigd,
aan het kruis stierf ik in U;
‘k ben gestorven voor de wereld,
deze is nu dood voor mij.
4
Eén met U, met U verrezen,
om te leven nu in U,
met dit leven, dat U Zelf bent
nu in mij, Heer, leef ik nu.
5
Eén met U, o, opgevaren,
in de hemelen met U;
hier een vreemdeling en pelgrim,
’t ware leven slechts in U.
6
Eén met U, met U gezeten,
in de hemel, op de troon,
delend Uw gezag, Uw leven,
ik in U en U in mij.