Eén met U, o Zoon der eeuwen
1
|
Eén met U, o Zoon der eeuwen in geloof en geest tezaam. Delen wij Uw dood, Uw leven, Zoon van God, één in Uw Naam. Deel van U, o Zoon, Geliefde. Door genade rijk en vrij. Van één Vader erfgenamen, woonplaats van de Geest zijn wij. |
2
|
Eén met U, o Zoon, Die vlees werd. Uit U zijn wij, U bent waard. Dat wij, leden van Uw lichaam, leven met U hier op aard. Eén met U, o Zoon Gezalfde, delen wij Uw kracht, Uw vuur. In volkomen overgave, elke dag en ieder uur. |
3
|
Eén met U, o Zoon, verlaten, vloek en oordeel zijn voorbij. En voor altijd dood voor zonde voert de hel niet langer heerschappij. Eén met U, met U verrezen. Dood waar is uw angel nu. Levend in de nieuwe schepping zijn wij vruchtbaar slechts in U. |
4
|
Eén met U, o Zoon, verheven, zittend met U op de troon, zullen wij ook met U heersen. Vorsten onder Uwe kroon. Eén met U, wanneer U we’erkomt en verheerlijkt schoon en rein, zullen wij Uw glans onthullen. Eén met U tot in de eeuwigheid. |