Op een heuvel daarginds, stond een ruwhouten kruis

1
Op een heuvel daarginds, stond een ruwhouten kruis,
Het symbool van vervloeking en schuld.
Maar dat kruis werd de mens tot het kostbaarst kleinood,
Daar Gods wet aan dat hout werd vervuld.
  ´k Klem mij nu vast aan Golgotha´s kruis,
Tot de Heer komt en met Hem het loon;
k ’Houd mij vast aan het kruis tot die dag,
Want daar wordt het verruild voor een kroon
2
O, dat ruwhouten kruis, door de wereld gesmaad,
Heeft een wond ´re bekoring en macht;
Want Gods Zoon liet Zijn troon, Hij droeg smaadheid en hoon,
Om de vreugd´ die dat kruis voor ons bracht.
3
Van dat ruwhouten kruis met het bloed van Gods Zoon
Straalt een licht dat door niets wordt gedoofd;
Vol van schoonheid en pracht, vol van reddende kracht,
Voor een ieder die in Hem gelooft.