Er is een mysterie, een heerlijk geheim’nis

1
Er is een mysterie, een heerlijk geheim’nis,
Voor eeuwen verborgen, getoond in Zijn wijsheid.
Een liefde verheven, God houdt van de mensheid,
Door ons nooit begrepen, nu zien wij Gods spreken.
  God werd verliefd op de mens; want alleen Gods liefde maakt
Ons geheel gelijk aan Hem, in natuur en leven.
De mens, Zijn expressie, Zijn bruid, Zijn vergroting.
Voor altijd tezamen, een wandel als van,
Ja, als van een echtpaar, in eeuwigheid.
2
Ja, Hij werd verworpen, door mensen die blind zijn,
Toch komt Hij in liefde, Zijn hart onveranderd.
Door vleeswording werd Hij, God-mens, de Verlosser.
Zijn naam is nu Jezus, kwam om ons te zoeken.
3
Geboren als zondaar, Zijn bloed bracht verlossing,
Hij stierf daar op Golgotha, maar stond op in glorie.
Nu wedergeboren, verbonden in één geest,
Is Hij nu mijn vreugde, heeft Hij mij vergeven.
4
Zijn liefde zo teder, aan Hem geef ‘k mij over,
Zijn naam is zo kostbaar, vol vreugd roep ik: “Jezus!”
Zijn wezen zo heerlijk, mijn hart wint Hij steeds meer,
Ik houd niets meer achter, ‘k houd van Hem voor eeuwig.