O, Heer, U bent nu als de Geest

B405 C541 CB745 D745 E745 F136 G745 K541 P348 R502 S318 T745
1
O, Heer, U bent nu als de Geest,
Die leeft in onze geest.
De twee, die één geworden zijn,
Maakt ons nu allen één.
O, Heer, U bent nu als de Geest,
Die leeft in onze geest.
De twee, die één geworden zijn,
Maakt ons nu allen één.
2
De Geest met onze geest, o Heer,
Te allen tijd beaamt:
Je bent een kind van Vader God,
Zijn eeuw'ge erfgenaam.
De Geest met onze geest, o Heer,
Te allen tijd beaamt:
Je bent een kind van Vader God,
Zijn eeuw'ge erfgenaam.
3
Uw rijkdom te genieten, is
Steeds in de geest te zijn.
En als de Geest geeft U Zichzelf,
Zonder t'rughoudendheid.
Uw rijkdom te genieten, is
Steeds in de geest te zijn.
En als de Geest geeft U Zichzelf,
Zonder t'rughoudendheid.
4
Om U te volgen elke dag,
Wandelen in de geest.
Terwijl U elke dag ons leidt
En verlicht als de Geest.
Om U te volgen elke dag,
Wandelen in de geest.
Terwijl U elke dag ons leidt
En verlicht als de Geest.
5
U te aanbidden in de geest,
Is leven in de Geest.
Door deze Geest versterkt U ons,
Altijd in onze geest.
U te aanbidden in de geest,
Is leven in de Geest.
Door deze Geest versterkt U ons,
Altijd in onze geest.
6
In onze geest, met Uw Geest, Heer
Bent U in ons gebed.
Terwijl U als de Geest in ons,
Zucht onophoudelijk.
In onze geest, met Uw Geest, Heer
Bent U in ons gebed.
Terwijl U als de Geest in ons,
Zucht onophoudelijk.
7
Wij willen dat in onze geest,
U steeds weer wordt beroerd.
Om deel te hebben in de geest,
Aan ons erfdeel zo rijk.
Wij willen dat in onze geest,
U steeds weer wordt beroerd.
Om deel te hebben in de geest,
Aan ons erfdeel zo rijk.
8
Twee geesten met elkaar vermengd,
Eenheid in heerlijkheid,
Uw Geest, die leeft in onze geest
En wij in die van U.
Twee geesten met elkaar vermengd,
Eenheid in heerlijkheid,
Uw Geest, die leeft in onze geest
En wij in die van U.