O, Christus, levend water

1
O, Christus, levend water,
O, bron zo diep en zoet,
Ik proef de levensstromen,
Van redding, rijk en goed.
Een zee vol van genade,
Tot overvloed doordrenkt,
Voorziet in alle dingen,
Die Hij in wijsheid schenkt.
2
Ik ben van mijn Geliefde
En mijn Geliefd’ is mijn.
Hij brengt de arme zondaar
Tot in Zijn huis van wijn.
Ik sta voor Zijn verdiensten,
Zijn wegen zijn gepast.
Ik schuil in Zijn nabijheid,
Hij houdt mij eeuwig vast.
3
De Bruid ziet haar Geliefde
En niet haar eigen dracht.
Zo zien wij niet op glorie,
Maar op des Konings pracht.
Ik kijk niet naar de eerkroon,
Zie Zijn doorboorde hand.
Het Lam komt alle eer toe,
Hij houdt Zijn bruid in stand.