In de boezem van de Vader

1
In de boezem van de Vader,
Lang voordat de tijd begon,
Was U in de Vaders glorie,
Als Gods eniggeboren Zoon.
Toen de Vader U aan ons gaf,
Was U Hem geheel gelijk,
Al de volheid van de Vader,
Nu in Geest bekend gemaakt.
2
Door opstanding uit de dood werd
U Gods Eerstgeboren Zoon.
Door Uw leven uit te delen
Werd Uzelf in ons vergroot.
Wij in U, opnieuw geboren,
Zijn de vele zonen Gods.
Waarlijk, als Uw vele broeders
Zijn wij aan Uzelf gelijk.
3
Eens, was U de en’ge graankorrel
Die ter aarde viel en stierf.
Door Uw dood en door Uw opstanding
U in leven werd vergroot.
Wij zijn nu de vele granen,
Voortgebracht in Uw natuur
Als één brood zijn wij vermengd, en
Wordt Uw volheid bekend gemaakt.
4
Als volkomen reproductie
Zijn wij Uw Lichaam en Bruid.
Uw uitdrukking en Uw volheid,
Woonplaats eeuwig voor Uzelf
Wij, Uw voortzetting in leven
Uw verspreiding en Uw groei,
Uw vergroting, overvloedig,
Een met U, ons heerlijk Hoofd.