Genade, zo oneindig groot

1
Genade, zo oneindig groot,
Dat ik, die ’t niet verdien,
Het leven vond, want ik was dood,
Was blind, maar kan nu zien.
2
Genade onderwierp mijn hart
En nam mijn angsten weg.
Genade is zo kostbaar voor mij,
Dat ik geloven mocht.
3
De Heer beloofde goed aan mij,
Zijn woord is nu mijn hoop.
Hij zal mijn schild en erfdeel zijn,
Geheel mijn levensloop.
4
Als ik daar in Zijn heerlijkheid
Mag stralen als de zon,
Dan prijs ik Hem in eeuwigheid
Dat ik genade vond.